Op maandag 11 november 2024 heeft de Raad van State zijn advies inzake het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties (VBAR) gepubliceerd. De Raad is kritisch op het wetsvoorstel. Hieronder leest u kort de doelstellingen van het wetsvoorstel, alsmede een samenvatting van de belangrijkste kritiekpunten die de Raad op het voorstel uit.
Doelstellingen wetsvoorstel
Enerzijds beoogt het wetsvoorstel het onderscheid tussen zelfstandigen en werknemers in loondienst te verduidelijken. Daartoe introduceert het wetsvoorstel een drietal criteria (werkinhoudelijke aansturing en organisatorische inbedding versus ondernemerschap) aan de hand waarvan bepaald kan worden of sprake is van een arbeidsovereenkomst of van (schijn)zelfstandigheid. Met deze criteria beoogt het wetsvoorstel het gezagscriterium bij arbeidsrelaties te verduidelijken. Anderzijds introduceert het wetsvoorstel een rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, namelijk wanneer iemand werkzaam is voor een uurtarief van € 33,- of minder.
Kritiek Raad van State
Ten eerste signaleert de Raad van State dat het wetsvoorstel praktisch een uitwerking van de al geldende regelgeving en rechtspraak is voor wat betreft de invulling van het gezagscriterium. Er worden dan ook geen nieuwe criteria geïntroduceerd. Daarmee heeft de beoogde verduidelijking die het wetsvoorstel had moeten bieden, naar de mening van de Raad, een beperkt effect. Daarmee is de toegevoegde waarde van het wetsvoorstel op dat vlak beperkt, aldus de Raad. De Raad merkt daarbij op dat de beëindiging van het handhavingsmoratorium door de Belastingdienst per 1 januari 2025 daarentegen wel een effectieve stap kan vormen in het tegengaan van schijnzelfstandigheid.
Voor wat betreft het rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst is de Raad ook kritisch. Hij merkt op dat de Belastingdienst het rechtsvermoeden niet kan inroepen (dat kan alleen de werknemer zelf) en dat de stap naar de rechter voor veel werknemers groot zal blijven.
De Raad sluit af met de opmerking dat de toelichting op het wetsvoorstel terecht verschillende knelpunten signaleert, maar dat het wetsvoorstel maar een beperkte bijdrage zal leveren in de oplossing daarvan, omdat het wetsvoorstel feitelijk alleen maar de bestaande rechtspraak “codificeert” (schriftelijk vastlegt).
Onduidelijkheid over toekomst wetsvoorstel
Het is nog maar zeer de vraag of de regering de kritiek van de Raad van State ter harte gaat nemen. Verschillende bronnen melden dat minister Van Hijum (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) voornemens is het wetsvoorstel dit jaar nog naar de Tweede Kamer te sturen. In ieder geval is nog niet duidelijk of het wetsvoorstel nog wordt aangepast voordat het aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. Dat betekent eveneens dat er voor nu nog weinig duidelijkheid kan worden geboden over de consequenties voor organisaties én zzp’ers die het wetsvoorstel met zich gaat brengen.
Wilt u op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het wetsvoorstel, heeft u vragen over de aankomende ZZP-wetgeving of zit u met andere arbeidsrechtelijke vraagstukken? Neem dan contact op met een van onze specialisten.