Terug naar blogs

Aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen: toetsing ex tunc of ex nunc?

Aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen: toetsing ex tunc of ex nunc?
2 december 2020
|
Blogs

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2619

Relevantie:

  • Bij het nemen van een besluit op een aanvraag moet in beginsel het recht, zoals dat op dat moment geldt, worden toegepast (ex nunc);
  • Bij wijze van uitzondering moet een bestuursorgaan het ten tijde van het indienen van een aanvraag om vergunning nog wél, maar ten tijde van het besluit daarop niet meer geldende recht toepassen als ten tijde van het indienen van de aanvraag sprake was van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • Dat is het geval als het desbetreffende bouwplan:
    • in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid of artikel 4.3 derde lid van de Wro; en
    • er op dat moment geen voorbereidingsbesluit van kracht was, dan wel een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee dat bouwplan niet in overeenstemming was.

Feitelijke achtergronden bij de uitspraak

In deze uitspraak gaat het om een aanvraag om omgevingsvergunning voor het uitbreiden van een melkgeitenhouderij. De aanvraag zag op de activiteiten “bouwen” en “veranderen van een inrichting”.

De aanvrager heeft op 17 juli 2015 een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) van de betreffende gemeente heeft op 26 juni 2018 de aanvraag afgewezen, omdat de aanvraag volgens hem in strijd is met de Verordening Ruimte Noord-Brabant 2017 (hierna: VR 2017), die op 15 juli 2017 in werking is getreden.

De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag vóór de inwerkingtreding van de VR 2017 is ingediend en dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure daarop van toepassing was. De rechtbank overwoog dat de aanvraag, ten tijde van het indienen daarvan, niet in strijd was met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en ook niet met de provinciale verordening. Evenmin waren er andere gronden om de aanvraag te weigeren, meende de rechtbank. Volgens de rechtbank volgde uit het rechtszekerheidsbeginsel en het legaliteitsbeginsel dat het college de omgevingsvergunning daarom had moeten verlenen en er niet voor kon kiezen om de aanvraag te weigeren vanwege gewijzigde inzichten over de risico’s voor de volksgezondheid vanwege geitenhouderijen.

Het college heeft in hoger beroep, voor zover hier relevant, gesteld dat er sprake is van beleidsruimte ten aanzien van het toetsmoment, in die zin dat het college onder bepaalde omstandigheden het recht zoals het geldt ten tijde van het nemen van het besluit ‘mag’ toepassen.

Gelet op deze feiten en voorgeschiedenis was het de vraag wat nu het toepasselijke recht was.

Oordeel van de Afdeling

De Afdeling verwijst naar zijn eerdere uitspraak van 20 juni 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2010). Daaruit volgt dat bij het nemen van een besluit op een aanvraag in beginsel het recht dient te worden toegepast, zoals dat op dat moment geldt. Bij wijze van uitzondering moet (!) het college het ten tijde van het indienen van een aanvraag om vergunning nog wél, maar ten tijde van het besluit daarop, niet meer geldende recht toepassen, maar uitsluitend indien ten tijde van het indienen van de aanvraag sprake was van een rechtstreekse aanspraak op het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen. Dat is het geval als het desbetreffende bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of artikel 4.3, derde lid, van de Wro en op dat moment geen voorbereidingsbesluit van kracht was, dan wel een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee dat bouwplan niet in overeenstemming was.

Het voorgaande houdt in dat er meer duidelijkheid is gekomen over de vraag of het college onder de genoemde omstandigheden nu ex tunc ‘mag’ of ‘moet’ toetsen. In de hiervoor genoemde uitspraak van 2018 wordt namelijk verwezen naar een (weer) eerdere uitspraak, namelijk die van 26 januari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP2066), waarin werd overwogen:

“Bij wijze van uitzondering mag (onderstreping auteur) het college het ten tijde van het indienen van een aanvraag om bouwvergunning nog wél, maar ten tijde van het besluit daarop, dan wel ten tijde van de heroverweging in bezwaar daarvan, niet meer geldend bestemmingsplan toepassen, doch slechts indien ten tijde van het indienen van de aanvraag het desbetreffende bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en op dat moment geen voorbereidingsbesluit van kracht was, dan wel een ontwerp voor een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee dat bouwplan in strijd was.”

Kennelijk heeft het college in de uitspraak die hier besproken wordt aangevoerd dat het woordje ‘mag’ inhoudt dat het college beleidsruimte heeft om, indien gewenst, toch het recht zoals dat geldt ten tijde van het nemen van het besluit toe te passen. De Afdeling overweegt dat dit niet het geval is: de rechtbank heeft terecht overwogen dat de rechtszekerheid zich daartegen verzet en dat het aan het bevoegd gezag is een voorbereidingsbesluit te nemen als het onwenselijk wordt geacht dat tijdens de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan of provinciale verordening gebruik wordt gemaakt van de op dat moment nog geldende mogelijkheden die het dan geldende recht biedt.

Overigens oordeelde de Afdeling dat de aanvraag (toch) niet in overeenstemming was met de op het moment van de aanvraag geldende provinciale verordening, waardoor er geen sprake was van een rechtstreekse aanspraak op een omgevingsvergunning.

Conclusie

Uit deze uitspraak volgt dat een aanvraag, als voldaan wordt aan de door de Afdeling geformuleerde criteria, verplicht “ex tunc” moet worden getoetst. Van keuzevrijheid op dat punt is geen sprake. Uit de uitspraak volgt ook dat het aan het bevoegd gezag is om een voorbereidingsbesluit te nemen als het onwenselijk wordt geacht dat er tijdens de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan of provinciale verordening gebruik wordt gemaakt van de dan nog geldende mogelijkheden die het dan geldende recht biedt.

Heeft u vragen over deze uitspraak, neem dan contact op met een van onze specialisten.

Bericht delen op linkedin

Gerelateerde nieuwsberichten

Al het nieuws

Blijf op de hoogte met onze nieuwsbrief

Mis niets meer en meld u aan voor onze nieuwsbrief.

Velden met een * zijn verplicht

Ik geef toestemming dat TRIP Advocaten Notarissen mijn e-mailadres gebruikt voor het toesturen van de nieuwsbrief. U kunt meer lezen in ons Privacy en cookiesbeleid.

Terug naar blogs
Contact image

Contact

Als grootste juridische adviespraktijk van Noord-Nederland staan wij centraal bij onze cliënten Wij werken in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe (en ver daarbuiten) vanuit onze kantoren in Groningen, Leeuwarden en Assen.

Lees meer