Zoals aangekondigd, heeft het Hof van Justitie EU op 19 december 2024 antwoord gegeven op prejudiciële vragen over de beëindiging van de tijdelijke bescherming van derdelanders.
Met het uitbreken van de oorlog in Oekraïne is de EU-Richtlijn Tijdelijke bescherming (Richtlijn 2001/55/EG) geactiveerd door een uitvoeringsbesluit van de Raad. Daardoor is tijdelijke bescherming toegekend aan ontheemden uit Oekraïne. Op grond van de Richtlijn kunnen lidstaten ook aan andere categorieën ontheemden dan in het uitvoeringsbesluit worden aangewezen tijdelijke bescherming bieden.
Op grond van het uitvoeringsbesluit moet Nederland tijdelijke bescherming bieden aan (a) Oekraïense onderdanen die voor 24 februari 2022 in Oekraïne verbleven; (b) staatlozen en onderdanen van derde landen die in Oekraïne internationale of een gelijkwaardige nationale bescherming genoten; (c) gezinsleden van de onder a en b genoemde personen. Daarnaast mocht Nederland – als facultatieve mogelijkheid – het besluit toepassen op andere personen die legaal in Oekraïne verbleven en die niet in veilige en duurzame omstandigheden naar hun land of regio van oorsprong kunnen terugkeren. De laatste categorie wordt wel aangeduid als derdelanders.
Nederland heeft ervoor gekozen om van de facultatieve mogelijkheid gebruik te maken en ook aan derdelanders tijdelijke bescherming te bieden. Daarbij is vooral aangeknoopt bij het verblijf in Oekraïne en niet bij het al dan niet veilig kunnen terugkeren naar het eigen land. Op basis hiervan verblijven inmiddels ruim 6.000 personen met een andere nationaliteit dan de Oekraïense in de opvang voor ontheemden.
De (toenmalige) staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft besloten om de tijdelijke bescherming voor derdelanders te beëindigen per (uiteindelijk) 4 maart 2023. In een uitspraak van 17 januari 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heel kort gezegd, dat dit kon. In lagere rechtspraak werd dit oordeel in twijfel getrokken en dat resulteerde in zogeheten prejudiciële vragen (van zowel de rechtbank als de Afdeling) aan het Hof van Justitie EU. Daarbij kwam het oordeel van enkele rechtbanken erop neer dat eenmaal verleende tijdelijke bescherming van derdelanders niet eerder kan worden beëindigd dan die van Oekraïners.
In zijn uitspraak van 19 december 2024 oordeelt het Hof dat een lidstaat die de tijdelijke bescherming heeft uitgebreid tot bepaalde categorieën personen, en daarmee verder gaat dan wat het Unierecht vereist, deze bescherming kan intrekken zonder het einde van de krachtens het Unierecht verleende tijdelijke bescherming af te wachten. Anders gezegd, waar Nederland de keuze heeft om derdelanders tijdelijke bescherming te bieden, heeft hij ook de keuze om deze te beëindigen en daarbij zelf te bepalen wanneer. Wel zal na de beëindiging van de tijdelijke bescherming een terugkeerbesluit moeten worden genomen.
Met de uitspraak van het Hof is een (in verhouding) snel en ook duidelijk antwoord gegeven op de vraag of de tijdelijke bescherming van derdelanders kan worden beëindigd. Gelet op de verdeeldheid in de Nederlandse rechtspraak was dat hard nodig. De beëindiging (per 4 maart 2024) was intussen bevroren. Het is nu aan de Minister van Asiel en Migratie om te bepalen hoelang dit bevriezen nog geldt en welke vervolgstappen moeten worden genomen.
Verwacht mag worden dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming van derdelanders binnenkort zal worden geëffectueerd. Dit betekent ook dat zij op grond daarvan niet langer recht op opvang hebben. Gemeenten – die de opvang van ontheemden uit Oekraïne uitvoeren – zullen deze opvang dan dus moeten gaan beëindigen. Voor derdelanders betekent dit dat zij zullen moeten terugkeren naar hun land van herkomst of een andere vorm van verblijf in Nederland zullen moeten aanvragen.
Heeft u naar aanleiding van bovenstaand artikel een vraag? Neem dan contact op met Elmer van der Kamp of een van onze andere specialisten.