Inleiding
Goede kennis van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is van belang zo blijkt maar weer eens uit een uitspraak van de ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2017. In deze uitspraak wordt tot de conclusie gekomen dat de ondernemingsraad adviesrecht heeft ondanks het feit dat de ondernemingsraad op grond van de WOR al niet meer zou bestaan.
Ondernemingskamer 10 februari 2017
In artikel 2 van de WOR is opgenomen dat de ondernemer (bedrijven of instellingen) verplicht zijn om een ondernemingsraad in te stellen indien zij 50 of meer werknemers heeft. De ondernemingsraad houdt automatisch op te bestaan als de onderneming minder dan 50 werknemers heeft en als de lopende zittingsperiode eindigt.
De ondernemingsraad heeft diverse bevoegdheden, waaronder het geven van advies op financieel-economische en bedrijfsorganisatorische besluiten (verhuizingen, fusies, bedrijfssluitingen, investeringen en reorganisaties).
In de zaak die speelde bij de ondernemingskamer in Amsterdam had de ondernemer niet in de gaten dat de ondernemingsraad automatisch was opgehouden te bestaan nu de onderneming minder dan 50 werknemers had en de zittingstermijn van de ondernemingsraad was afgelopen. Ook de ondernemingsraad heeft zijn werkzaamheden gewoon voortgezet. Partijen hebben meermalen gecorrespondeerd en hebben meerdere overlegvergaderingen gehad.
De ondernemer heeft op een gegeven moment de (in juridische zin dus niet meer bestaande) ondernemingsraad ingelicht over het besluit om de financiële afdeling van het bedrijf naar Warschau te verplaatsen. Vervolgens heeft de ondernemingsraad aangegeven dat zijn advies had moeten worden gevraagd op grond van artikel 25 lid 1 WOR en dat de ondernemer dat heeft nagelaten.
Nadat discussie ontstaat over het besluit neemt de ondernemer het standpunt in dat de ondernemingsraad niet (meer) bestaat omdat de onderneming nog maar minder dan 50 werknemers had en de zittingstermijn was verstreken.
De ondernemingskamer komt tot het oordeel dat aan het argument van de ondernemer voorbij kan worden gegaan omdat de ondernemingsraad na het einde van zijn zittingstermijn als zodanig is blijven functioneren en voortdurend als zodanig is bejegend en behandeld. Het past dan ook niet – volgens de ondernemingskamer – in de goede vormgeving van de medezeggenschap om pas op dat moment het standpunt in te nemen dat de ondernemingsraad niet bestaat.
Volgens de ondernemingkamer is het besluit over de verplaatsing van de financiële afdeling een besluit in de zin van artikel 25 lid 1 WOR en had aldus door de ondernemer aan de ondernemingsraad ter advisering moeten worden voorgelegd. Dat heeft de ondernemer niet (tijdig) gedaan. De Ondernemingskamer veroordeelt de ondernemer tot intrekking van het besluit de financiële afdeling te verplaatsen en de gevolgen daarvan ongedaan te maken.
Conclusie
Hoewel er nog cassatie bij de Hoge Raad mogelijk is volgt uit deze uitspraak dat een ondernemingsraad kan blijven bestaan als de ondernemer minder dan 50 werknemers heeft (en de zittingsperiode van de ondernemingsraad is verstreken) als zij zich als ondernemingsraad blijft gedragen en als zodanig wordt behandeld. Deze uitspraak is in lijn met eerdere rechtspraak over het adviesrecht van de ondernemingsraad.
Meer informatie
Voor meer informatie over de Wet op de Ondernemingsraden en voor advisering in advies- of instemmingstrajecten neem contact op met onze sectie arbeidsrecht.
De zaak is niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl maar te vinden via AR-updates, nummer 2017-0455.