Relevantie:
- Bedrijven ondervinden moeilijkheden door de corona crisis;
- De Europese Commissie heeft een tijdelijk steunkader vastgesteld;
- De rijksoverheid heeft een pakket maatregelen getroffen;
- Binnen welke kaders kunnen decentrale overheden het bedrijfsleven steunen?
Casus in het kort
Bedrijven ondervinden grote gevolgen van de lockdown om de verspreiding van het Coronavirus tegen te gaan. Vrijwel meteen nadat veel Europese landen waren overgegaan tot een lockdown heeft de Europese Commissie de staatssteunregels versoepeld en een tijdelijk steunkader in het leven geroepen dat nationale overheden in staat stelt om maatregelen te treffen om de economie waar mogelijk te steunen. Op basis van dit steunkader heeft de Nederlandse overheid een aantal financiële regelingen voor ondernemers in het leven geroepen. Ondanks het bestaan van deze regelingen worden decentrale overheden ook rechtstreeks benaderd met het verzoek om steun. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden op grond van het tijdelijke steunkader. Voor het overige zijn decentrale overheden gebonden aan de bestaande staatssteunregels. Hierna zal inzicht worden gegeven in het Tijdelijek Steunkader en de maatregelen van de rijksoverheid. Vervolgens zal uiteen worden gezet wat de mogelijkheden zijn voor decentrale overheden om steun te verlenen aan bedrijven die als gevolg van de Corona-crisis in moeilijkheden zijn gekomen.
De Tijdelijke Kaderregeling van de Europese Commissie
In de Tijdelijke Kaderregeling, vastgesteld op 19 maart, en aangepast op 3 april en 8 mei 2020 wordt erkend dat de gevolgen van de Corona-crisis aanzienlijk zijn en leiden tot een ernstige verstoring van de economie. Op basis van artikel 107, lid 3 sub b) VWEU worden met deze regeling verschillende vormen van steun voor noodlijdende bedrijven mogelijk gemaakt. Zo is het onder meer mogelijk om steun te bieden voor tekort aan liquiditeit in de vorm van een rechtstreekse subsidie, een belastingvoordeel of betalingsregeling of een andere vorm van steun, mits gebonden aan een maximum van € 800.000,-. De steun moet worden verleend op basis van een regeling met een geraamd budget; er mag geen sprake zijn van een ad hoc beschikking. Daarnaast biedt de Tijdelijke Kaderregeling de mogelijkheid om steun toe te kennen in de vorm van garanties voor leningen, in de vorm van rentesubsidies en in de vorm van waarborgen voor garanties en leningen die via kredietinstellingen of andere financiële instellingen worden verleend. Ook is voorzien in steun voor bedrijven die werken aan O&O relevant voor Covid-19 en in de productie van voor Covid-19 relevante producten. Ten slotte biedt de Tijdelijke Kaderregeling ruimte voor herkapitalisatiemaatregelen voor bedrijven die zonder de maatregel failliet zouden gaan, en waarbij het ingrijpen in het gemeenschappelijk belang is. Voor al deze vormen van steun geldt dat zij bij de Commissie moeten worden gemeld. Daarbij moet onder andere worden toegelicht dat met de maatregel wordt beoogd om bij te dragen aan de bestrijding van specifiek door de Corona crisis veroorzaakte nadelige gevolgen.
De maatregelen van de rijksoverheid
De Nederlandse regering heeft eveneens een pakket maatregelen vastgesteld. Voor in ieder geval een drietal regelingen heeft de rijksoverheid gebruik gemaakt van dit tijdelijke steunkader. Dit betreft de de Garantie Ondernemersfinanciering (Go-C regeling (zaak SA.57397), de COL-regeling voor start-ups en scale-ups (zaak SA.57107) en de regeling Klein Krediet Corona (zaak SA.57397). Voor enkele maatregelen geldt dat deze in het geheel geen staatssteun inhouden. De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW-regeling) en de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers (Tozo-regeling) zijn bijvoorbeeld beide generieke maatregelen die om die reden geen steun vormen. En ten slotte heeft de Nederlandse overheid gebruik gemaakt van de bestaande mogelijkheden tot het verlenen van steun. Zo is de Tegemoetkoming Ondernemingen Getroffen Sectoren Covid-19 (TOGS) gebaseerd op de de minimis vrijstelling. Ondernemingen die van deze regeling gebruik maken, dienen zelf te verklaren dat zij de de minimis-vrijstelling nog niet hebben uitgeput.
Mogelijkheden voor decentrale overheden
Onder meer vanwege het feit dat de mogelijkheden voor het verstrekken van ad hoc steun beperkt zijn lijkt het tijdelijke steunkader niet direct soelaas te bieden voor decentrale overheden. Alleen als sprake is van een aanzienlijk aantal vergelijkbare steunverzoeken zal dit het decentraal optuigen en melden van een specifieke steunmaatregel wellicht rechtvaardigen. Dit laat onverlet dat decentrale overheden bedrijven kunnen steunen binnen de mogelijkheden die de reguliere steunkaders bieden. Steun verleend binnen de de minimis verordening en op grond van de AGVV mag, binnen de grenzen van die kaders, zelfs worden gecumuleerd met steun die onder nationale regelingen op basis van tijdelijke steunkader wordt ontvangen. Als een decentrale overheid derhalve een verzoek om steun ontvangt, is het zaak om een volledige steuntoets te doorlopen. Allereerst geldt natuurlijk de vraag: Is überhaupt sprake van steun? Voor steun in de zin van artikel 107, lid 1 VWEU moet (cumulatief) sprake zijn van de overdracht van overheidsmiddelen, die leiden tot een selectief niet-marktconform voordeel voor een onderneming, waardoor een mogelijke vervalsing van de mededinging optreedt en het handelsverkeer tussen de lidstaten kan worden belemmerd. Wordt aan een van deze voorwaarden niet voldaan, dan is van steun geen sprake. Dat betekent dat steun verleend aan een onderneming waarbij geen invloed op het interstatelijk handelsverkeer zal optreden, de facto geen steun zal opleveren. Dat betekent dat steun aan een sport- of culturele voorziening die een overwegend lokaal publiek zal trekken, in beginsel geen zal opleveren. Indien steun wordt verzocht door ondernemingen die met de overheid in een contractuele relatie staan, bijvoorbeeld in het kader van een huurovereenkomst of een bouwproject. In een dergelijke context kan de overheid een onderneming tegemoet komen, mits het handelen van de overheid voldoet aan het MEO-beginsel. De overheid moet kunnen aantonen dat zij handelt als een Market Economy Operator, hetgeen erop neerkomt dat kan worden betoogd dat de overheid door het verlenen van steun handelt als een marktdeelnemers in een marktdeelnemer in een markteconomie. Hierbij moet worden gekeken naar alle relevante omstandigheden, dat wil zeggen dat het geheel aan afspraken tussen partijen, de betrokken markt en de situatie waarin de onderneming zich bevindt, in aanmerking moet worden genomen. In dat verband moet ook meewegen dat de overheid in een nadeliger positie kan raken, door de betreffende onderneming niet tegemoet te komen. Het lijkt erop dat hiermee een mogelijkheid bestaat om ondernemingen waarmee gecontracteerd is, in enige mate tegemoet te komen. Zeker, nu in enkele civiele procedures is erkend dat de Corona-crisis grond kan bieden voor verlaging van de huurprijs. Zie hierover het artikel van Elmer van der Kamp.
Tot slot
Het Tijdelijke Steunkader zal maar beperkt een oplossing bieden voor decentrale overheden die ondernemingen willen steunen. Naast de maatregelen die de rijksoverheid in het leven heeft geroepen, kan steun worden verleend binnen de reguliere staatssteunkaders. Als dat geen mogelijkheden biedt, lijkt op grond van het MEO-beginsel enige ruimte te bestaan voor overheden om soepeler om te gaan met contractuele verplichtingen van ondernemingen. Een voorwaarde is dan uiteraard wel dat de moeilijkheden een gevolg zijn van de Corona-crisis, waarbij de overheid zich zal moeten blijven opstellen als een marktdeelnemer in een markteconomie.