TRIP Groningen
050 599 7999
Alle contactgegevens
TRIP Assen
0592 393 333
Alle contactgegevens
TRIP Leeuwarden
058 234 7347
Alle contactgegevens
De (nasleep van de) coronapandemie in ons land heeft eens te meer bewezen dat de behoefte aan openbaarheid van bestuur – en duidelijk gereguleerde wetgeving daaromtrent – groter dan ooit is. Zo deed het gebruik van een privé-emailadres door toenmalig minister van VwS Hugo de Jonge flink wat stof opwaaien doordat mogelijk belangrijke publieke informatie teniet was gegaan met betrekking tot de beruchte mondkapjesdeal en wiste Mark Rutte maandenlang SMS-berichten van zijn mobiele telefoon – hoewel hij deze eveneens publieke informatie op grond van de Archiefwet wel diende te bewaren en elektronische berichten ook binnen het bereik van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vielen (ECLI:NL:RVS:2019:899)
De overheid sloeg daarom op 1 mei 2022 een nieuwe weg in en verving de Wob door de Wet open overheid (Woo), die een nieuw tijdperk voor openbaarheid van bestuur moet inluiden. Het eerste hoofdstuk kent slechts één artikel en luidt:
Eenieder heeft recht op toegang tot publieke informatie zonder daartoe een belang te hoeven stellen, behoudens bij deze wet gestelde beperkingen.
Deze codificatie van het recht op publieke informatie is een unicum in Nederland, in lijn met art. 42 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Maar wat verandert er met de komst van de Woo nu eigenlijk? TRIP zet de belangrijkste veranderingen voor u op een rij.
Waar de focus bij de Wob voornamelijk lag op de mogelijkheid om op verzoek stukken in te zien van bestuursorganen, belooft de Woo beterschap met een vooruitstrevender aanpak door overheidsinstanties te verplichten ook actief informatie openbaar te maken. De Woo is daarmee opgesplitst in twee delen: enerzijds de openbaarmaking van publieke informatie op verzoek, anderzijds de openbaarmaking uit eigen beweging. Voor beantwoording van vragen over deze publieke informatie dient een bestuursorgaan bovendien een contactpersoon aan te wijzen.
Die inspanningsverplichting is op zichzelf overigens niet nieuw: die bestond ook al in de Wob (art. 8). De Woo bakent wel duidelijker af hoe ver deze inspanningsverplichting gaat: het betreft ingevolge art. 3.1 in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie. Verder verplicht de wet het bestuursorgaan bij gedeeltelijke niet-bekendmaking daarvan gelijktijdig met de openbaarmaking melding te maken (art. 3.2) en is het bestuursorgaan gehouden derden die naar verwachting bezwaar zullen hebben tegen de openbaarmaking in de gelegenheid te stellen hun zienswijze naar voren te brengen (art. 3.3).
Daarnaast gooit de wetgever één van de meest heikele punten van de Wob overhoop: de zogeheten persoonlijke beleidsopvattingen. De term werd mettertijd een gemakkelijk aanwendbaar paraplubegrip voor bestuursorganen om de weigering van een verzoek – of het weglakken van gevoelige informatie – op te baseren. Dat ging simpel, daar persoonlijke beleidsopvattingen onder art. 11 Wob nog ruim gedefinieerd waren als ‘een opvatting, voorstel, aanbeveling of conclusie van een of meer personen over een bestuurlijke aangelegenheid en de daartoe door hen aangevoerde argumenten’.
Niet zelden tikte de rechter bestuursorganen op de vingers voor het te gemakkelijk aannemen van deze weigeringsgrond. Onder persoonlijke beleidsopvattingen verstaat de Woo ingevolge art. 5.2 (de vervanger van art. 11 Wob) voortaan onder andere ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter. Een duidelijke aanscherping van het begrip dus, zo concludeerde ook recentelijk de rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2022:2501). De aanscherping betekent hopelijk een einde aan talloze gelakte pagina’s met mogelijk alsnog zeer relevante informatie.
Wob-verzoeken heten voortaan dus Woo-verzoeken. De wet biedt ook de mogelijkheid om bij een omvangrijk verzoek samen met het bestuursorgaan te kijken welke documenten binnen dat verzoek de hoogste prioriteit verdienen. Niet zelden kwam het onder de Wob voor dat verzoeken erg veel tijd in beslag namen omdat het verzoek duizenden pagina’s behelsde. Op grond van art. 4.2a is het dan mogelijk om bijvoorbeeld de 50 tot 100 belangrijkste pagina’s als eerst te verkrijgen.
Het doel van dit artikel is, zo volgt uit het amendement waar het artikel de uitkomst van is geweest, een betere afbakening van het verzoek. In een aantal gevallen zal immers met een veel kleiner aantal pagina’s, waar de belangrijkste informatie zich in bevindt, reeds voldaan zijn aan de behoeften van de verzoeker. De levering van deze eerste partij pagina’s staat uiteraard niet in de weg aan het recht van u als verzoeker om de resterende informatie alsnog te verkrijgen.
Tot slot roept de overheid een geheel nieuw adviescollege in het leven: het Adviescollege openbaarheid en Informatiehuishouding. Het college dient ter bevordering van de uitvoering van de Woo. Naar eigen zeggen heeft het college drie kerntaken:
Vooral de laatste zinsnede roept vraagtekens op – want wat valt er nu precies onder die restcategorie? Het Adviescollege lijkt in elk geval niet overtuigd van de eigen ombudsfunctie, getuige hun website:
De ombudsfunctie van het Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding is een nieuwe stap in het proces van een Woo-verzoek en zal zich in de praktijk moeten bewijzen. De bedoeling is dat de informatieverstrekking aan journalisten er sneller en beter door zal gaan verlopen. Kortom: hoe de in de kinderschoenen staande Woo zich zal manifesteren in de praktijk zal zich de komende jaren wijzen.
Heeft u vragen over een Woo-verzoek, of over andere bestuursrechtelijke aangelegenheden? Neemt u dan contact op met een van onze specialisten.
Meer weten? Neem contact op met een van onze specialisten.